VNG Magazine nummer 19, 6 december 2019
Auteur: Koen van der Krieken, promovendus Tilburg University
Op lokaal niveau werkt het referendum goed. Juist omdat er geen wettelijke eisen worden gesteld aan de wijze waarop inwoners bevraagd worden, kunnen gemeenten creatief zijn, schrijft promovendus Koen van der Krieken.

‘Bent u voor of tegen de Woonvisie Rotterdam?’ Deze vraag kreeg de Rotterdamse bevolking op 30 november 2016 in een raadgevend referendum voorgelegd. Ruim 72% van de opgekomen kiezers stemde tegen de gemeentelijke plannen. De opkomst bleef steken op 16,9%. Hierdoor werd de uitslag ongeldig verklaard. Voor een rechtsgeldige uitslag moest 30% van de kiezers opdagen. Het gemeentebestuur kon de Woonvisie doorzetten.
Sinds het eerste referendum in Hillegom in 1906, over de vraag of de jaarlijkse kermis plaats moest maken voor een volksfeest, zijn nog 215 lokale referenda georganiseerd, zoals dat in Rotterdam. De meeste daarvan zijn gehouden na de jaren negentig van de vorige eeuw. Alleen al uit deze hoeveelheid blijkt dat het lokale referendum past binnen een vertegenwoordigend stelsel als het Nederlandse. Mits goed geregeld, kan het referendum hier een waardevolle aanvulling op zijn.
Kritieken
Het Nederlandse lokale referendum neemt internationaal gezien een bijzondere positie in. Het instrument is niet wettelijk verankerd, waardoor gemeenten relatief veel vrijheid hebben bij de inrichting ervan. En daar wordt door gemeenten ook creatief gebruik van gemaakt. Dat doen ze vooral om tegemoet te komen aan de nadelen van het referendum. Zo wordt vaak gezegd dat het weinig ruimte laat voor het compromis. De uitslag vertaalt zich in een ‘voor’ of ‘tegen’. Het instrument leidt dan tot een oversimplificatie van complexe vraagstukken.
Een tweede kritiek gaat over de geldigheidsquorums. De opkomstdrempel leidt ertoe dat een deel van de kiezers om strategische redenen thuisblijft. Voorstanders van de voorgelegde plannen zouden door te stemmen de kans vergroten dat de vereiste opkomstdrempel wordt gehaald. Daarmee neemt ook de kans toe dat de tegenstanders met een geldige uitslag ‘winnen’. Door thuis te blijven, vergroten de voorstanders hun eigen winstkansen. Dit wordt de no-show paradox genoemd.
Van de rijke lokale praktijk kan veel geleerd worden
Alternatieven
De gemeentelijke referendumpraktijk in Nederland laat twee reële oplossingsrichtingen zien voor deze twee kritieken. De helft van de lokale referenda kent geen traditioneel patroon van één vraag met als enige mogelijke antwoorden ‘voor’ of ‘tegen’. Zo kregen kiezers bij 76 referenda meerdere alternatieven voorgelegd. Binnen deze groep zijn er drie gemeenten geweest die hebben geëxperimenteerd met alternatieve procedures voor het vaststellen van de uitslag, omdat zij meer dan twee alternatieven aan kiezers voorlegden. Het gevaar bestaat dat bij één vraag met meer dan twee antwoordalternatieven het ‘winnende’ alternatief, met relatief de meeste stemmen, door een meerderheid van de kiezers als slechtste alternatief wordt beschouwd.
Tweemaal is daarom de stemprocedure approval voting toegepast, waarbij kiezers op zoveel opties konden stemmen als zij wilden. Het antwoord met de meeste stemmen was de winnende optie. Eenmaal is de stemprocedure preferential voting toegepast, waarbij kiezers hun preferenties ten aanzien van verschillende alternatieven konden ordenen in volgorde van hun voorkeur. De winnende optie was de optie met een absolute meerderheid, na eventuele herverdeling van stemmen van minder populaire alternatieven.
Als antwoord op de no-show paradox hebben veel gemeenten ervoor gekozen geen geldigheidsquorum te hanteren (37% van de referenda). Het bijkomende argument hiervoor is dat de uitslag van referenda in Nederland louter adviserend is. Raadsleden stemmen zonder last. Een quorum wekt de schijn van bindendheid en kan daardoor de adviserende uitslag doorkruisen. Een drempel is dan niet wenselijk. Een alternatief is de uitkomstdrempel, waarbij een meerderheid van de kiezers voor één van de antwoordalternatieven moet stemmen én deze meerderheid een bepaald percentage van het totale electoraat dient te vormen.
Kortom: zet het referendum niet aan de kant vanwege de twee vermeende kritieken rondom oversimplificatie en de no-show paradox. De rijke lokale referendumpraktijk laat zien dat deze punten goed ondervangen kunnen worden. Hier kan veel van geleerd worden, ook op nationaal niveau.Koen van der Krieken is promovendus aan Tilburg University en gemeenteraadslid (D66) in Tilburg.
Schrijf ook een betoog voor VNG Magazine: redactie@vngmagazine.nl