Nummer 3, 23 februari 2018
De afgelopen decennia zijn veel onderzoeken, rapporten en interviews verschenen waarin wordt aangegeven dat het met de kwaliteit van de lokale democratie twee voor twaalf is. Veel van de publicaties richten zich op één of enkele onderdelen van de ‘politieke democratie’. Een goede analyse van de lokale democratie vergt echter een brede(re) blik, vindt wetenschapper Julien van Ostaaijen.
In mijn nieuwe boek Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie kijk ik naar diverse aspecten van de lokale democratie, zowel de omgang met burgerparticipatie als de lokale prestaties. Bovendien neem ik ook de houding van de lokale samenleving en de landelijke politiek mee. Daaruit blijkt dat de houding en (gebrek aan) kennis in grote delen van de lokale samenleving en bij landelijke politici een betere lokale democratie belemmeren. Zo zijn veel inwoners positief over de lokale democratie en het gemeentebestuur, maar de interesse in en kennis over de lokale politiek is laag. Datzelfde geldt voor de bereidheid aan de lokale democratie bij te dragen.
De houding bij veel landelijke politici is niet veel beter. Nog te vaak zien zij het lokaal bestuur als een tweederangsbestuur, als afgeleid van en ondergeschikt aan de landelijke politiek en de landelijke overheid. Dat strookt niet met enkele grondbeginselen van ons binnenlands bestuur, maar heeft wel concrete gevolgen voor de lokale autonomie die mede daardoor onder druk staat.
De echte wil om invloed over te dragen, ontbreekt nog (te) vaak
Ook op lokaal niveau is nog veel te verbeteren. Een gemiddelde gemeente heeft veel mogelijkheden voor burgers om politiek te participeren, maar de echte wil om invloed over te dragen, ontbreekt nog (te) vaak. Daarnaast stoot de manier waarop de lokale politiek functioneert en zichzelf presenteert inwoners eerder af dan dat het ze enthousiasmeert mee te doen.
Om het functioneren van de lokale democratie te verbeteren, wordt vaak heil gezocht in allerlei wets- en structuurwijzigingen. Denk onder meer aan gelote gemeenteraden, gekozen burgemeesters en een uitgebreider lokaal belastinggebied. Dergelijke voorstellen richten zich doorgaans slechts op een deel van het probleem, maar de betrokkenheid van de lokale samenleving wordt er doorgaans niet beter op. Ook is er bij dergelijke voorstellen te weinig aandacht voor onbedoelde en negatieve neveneffecten. Zie onder meer de discussie over de gekozen burgemeester. Uit buitenlands onderzoek blijkt dat het nog maar de vraag is of een gekozen burgemeester het vertrouwen in het lokaal bestuur of de participatiebereidheid van inwoners vergroot. Tot slot wordt de wens voor institutionele verandering vaak gebruikt als excuus voor (lokale) politici en bestuurders om niet meteen zelf aan de slag te gaan.
Focus
Een verbetering van de lokale democratie heeft daarom een brede aanpak nodig. Enerzijds gaat het om een focus op de lokale samenleving en landelijke politiek. Meer aandacht voor het vergroten van de kennis van de lokale democratie in de lokale samenleving, bijvoorbeeld via onderwijs, en het verbeteren van de kennis bij landelijke politici over lokale autonomie. Anderzijds gaat het om een focus op lokale politici (en ambtenaren) zelf. In mijn boek ga ik in op het versterken van de voorbeeldfunctie van politici bij zaken als integer handelen, het versterken van controle en tegenmacht en het tonen van politiek leiderschap.
Vervolgens gaat het om het vergroten van de kennis over de lokale samenleving. Lokale politici en ambtenaren zouden meer dan nu de ogen en oren in de lokale samenleving moeten zijn en ophalen wat daar speelt en ze zouden hun handelen meer af moeten stemmen op wat uit onderzoek blijkt te werken.
Als laatste moeten alle leden van de politieke democratie inwoners meer betrekken, uitdagen en stimuleren om aan de politieke democratie mee te doen en er vervolgens alles aan doen om te voorkomen dat ze gedesillusioneerd afhaken. Dat betekent onder meer dat de politieke democratie meer open moet staan voor niet-partijleden, zoals een betere toegang van politieke functies voor niet-partijleden. De lokale democratie moet in het nemen van dit soort maatregelen gestimuleerd worden.
Julien van Ostaaijen is universitair docent bestuurskunde aan Tilburg University en wetenschappelijk adviseur bij ProDemos: Huis voor democratie en rechtsstaat. Deze week verscheen zijn nieuwe boek Tussen eerste overheid en tweederangsdemocratie. Een analyse van de lokale democratie in Nederland.
Meer informatie: www.vanostaaijen.nl.