Jan van Zanen kijkt in dit eerste nummer van VNG Magazine in 2017 terug op zijn eerste volle jaar als voorzitter van de VNG. En hij blikt vooruit, naar het nieuwe kabinet dat er ‘snel’ moet komen en open moet staan voor samenwerking met de gemeenten. Want: ‘Onze positie is veel sterker dan we weleens denken.’

Het jaar 2016 was vooral een jaar waarin gemeenten hun handen uit de mouwen staken en aan het werk waren. Voor de VNG was het een jaar met ups (een bestuursakkoord over de asielzoekers, de rust kwam terug rond het persoonsgebonden budget) en een enkele down: de stukgelopen bed-bad-broodregeling.

Voorzitter Jan van Zanen noemt dat laatste een hoofdpijndossier. Daarvan zijn er meer, maar dit is wel een ingewikkelde. Onnodig gecompliceerd ook, vindt hij. ‘Mijn taxatie is dat het onderwerp stuit op partijpolitieke blokkades. Er is nauwelijks manoeuvreerruimte en die zal op weg naar de verkiezing van de Tweede Kamer ook niet groter worden. Wij, de gemeenten, snappen dit niet. Die mensen om wie het gaat, lopen bij óns rond. Wij staan met de poten in de klei, dus wij vinden ook dat er een oplossing moet komen.’

Dat er gemeenten zijn die dan maar het heft in handen nemen, is volstrekt begrijpelijk, zegt Van Zanen. ‘Niemand hoeft onder een brug te slapen, dan heb ik er begrip voor dat lokale bestuurders praktische oplossingen zoeken. Mag dat alsjeblieft? Ik zou het zeer onverstandig vinden als de staatssecretaris dat verbiedt, dan moet hij er eerst maar voor zorgen dat het goed is geregeld.’

Het is een van de weinige momenten in het gesprek dat Van Zanen iets van irritatie laat zien. De andere aanleiding is de ‘belachelijke opschalingskorting’ waarmee gemeenten zijn afgescheept: een al oud dossier dat nog altijd een schaduw over de relatie tussen gemeenten en kabinet werpt. Voor wie het is vergeten: VVD en PvdA spraken in hun regeerakkoord af dat zij de gemeenten zouden opschalen en daarbij korten met bijna een miljard euro. Die geforceerde opschaling is van de baan, maar de korting bleef. ‘Ik vind dat zó ongeloofwaardig’, zegt Van Zanen. ‘Het is gewoon unfair, en zoiets zeg ik niet snel. Die korting moet echt van tafel.’

Het zal zeker ter sprake komen als de VNG straks aanschuift bij het nieuwe kabinet om de piketpaaltjes tussen beide overheidslagen te herschikken. Nu al ligt er een brief van de VNG waarin zij de gemeentelijke prioriteiten voor de komende periode aangeeft. Uitnodiging aan het nieuwe kabinet, heet het document. Van Zanen: ‘Alleen dat woord uitnodiging zegt al iets. We hebben er bewust voor gekozen niet weer een boze brief te schrijven. Gemeenten barsten van de plannen. Het nieuwe kabinet kan ze helpen uitvoeren. We moeten het kortom samen doen, samen werken aan de opgaven waar we voor staan.’

Het gezicht van de gemeente

De gemiddelde Journaal- of RTL Nieuwskijker zal het soms duizelen. Dan weer wordt ‘namens de VNG’ Theo Weterings geïnterviewd, dan weer Jos Wienen, Boudewijn Revis, Arjan Vliegenthart of Mariëtte van Leeuwen. Allemaal lokale bestuurders met kennis van zaken op bepaalde dossiers.

Het is een bewuste keuze, zegt Jan van Zanen. ‘De VNG, dat zijn wij allemaal. Het is vele malen effectiever om de gebundelde deskundigheid van onze mensen in te zetten dan steeds weer dezelfde meneer of mevrouw. Het is beter voor de belangenbehartiging dat we een breed palet aan mensen hebben en inzetten. Met de structuur die in 2014 is ingevoerd, is dan ook bewust gekozen voor de werving van bestuurs- en commissieleden op inhoudelijke expertise en daarmee een inhoudelijke portefeuilletoekenning.

Natuurlijk, een paar dingen zijn echt Chefsache – ‘maar die spelen vooral achter de schermen’. Van Zanen: ‘Bijvoorbeeld als het gaat over de kabinetsformatie of het vluchtelingenakkoord. Dan ben ik persoonlijk betrokken, met steun van heel veel anderen overigens. Maar ik laat veel graag over aan anderen. Ik weet precies wat er gebeurt, ben helemaal op de hoogte, maar het is goed dat de vereniging ook kan vertrouwen op andere bestuurders en commissieleden met zeer grote expertise. Daarmee staan we er ook samen voor. Praktisch is het ook: ik ben ook nog voorzitter van een veiligheidsregio en burgemeester van een grote stad – en ergens heb ik, verstopt in een hoekje, nog een privéleven.’

We komen straks op die thema’s. Eerst de verkiezingen: die worden wel spannend, als we de peilingen mogen geloven.
'Het worden historische verkiezingen, hoor ik vaak. Dat vind ik zo’n onzin. Verkiezingen zijn verkiezingen. Maar het gáát natuurlijk wel ergens over. Daarom hoop ik op een korte formatie zodat we snel aan de slag kunnen. ’

Hoe moet een nieuw kabinet eruitzien?
‘Ik heb geen voorkeur, we moeten gewoon zakendoen. Ik hoop dat een nieuwe coalitie zich in woord en gedrag – en niet alleen de eerste dag – rekenschap geeft van de kansen die het biedt om met die 388 gemeenten aan het werk te gaan. Ik hoop op een kabinet dat inziet dat gemeenten bij veel vraagstukken een essentiële rol spelen. En ik hoop dat we bewindspersonen krijgen die ervan doordrongen zijn dat ze heel weinig of niets voor elkaar kunnen krijgen zonder de gemeenten, en niet bij elk incident meteen taken of geld bij de gemeenten weghalen. Kortom, een kabinet dat weet waar het Rijk over gaat, en waar de gemeenten over gaan, een kabinet dat de gemeenten serieus neemt.’

Bij de opvang van de grote aantallen vluchtelingen moesten Rijk en gemeenten wel samenwerken. Is dat goed gegaan?
‘We waren druk met onze andere, grote taken. Ineens was daar de vluchtelingenstroom, daar moesten we snel op schakelen, met veel organisaties. Binnen de gemeente en met het Rijk. Toen werd de enorme kracht die bij gemeenten zit, zichtbaar. Pas toen realiseerde het Rijk zich ook goed hoe belangrijk gemeenten zijn geworden. Elk stukje Nederland ís een gemeente, het is dus van ontzettend groot belang dat je de lokale infrastructuur gebruikt. Onze positie is veel sterker dan we weleens denken. Daar hoeven we ons niet voor op de borst te slaan, maar het is een feit. Dat moeten we kapitaliseren.’

Gemeenten kregen door die vluchtelingen ineens te maken met de wereldpolitiek.
‘We kunnen de internationale dimensie niet negeren. Gemeenten zién de vluchtelingen, we hébben ze, de lokale gemeenschap heeft ermee te maken. De solidariteit die we onderling opbrengen, moeten we ook internationaal betrachten. Welvarende landen als Nederland en Duitsland moeten hun expertise inzetten om de lokale democratie in andere delen van de wereld te bevorderen.

‘Neem de Global Goals voor een duurzame toekomst. Internationale afspraken die vooral lokaal moeten worden waargemaakt. Dan moet het lokale bestuur internationaal een stem hebben, daar hebben wij VNG International voor. Klimaatverandering stopt ook niet bij de grens. En bij ons komen beelden van aanslagen direct binnen, we zien hoe mensen in onze gemeenten daar op reageren.’

Het klinkt bijna tegenstrijdig, gemeentebesturen die zich druk moeten maken over wat er buiten de gemeente gebeurt.
‘Ik zeg tegen alle raadsleden: u kunt uw rol als raadslid niet goed vervullen als u zich niet bewust bent van de regionale component. Burgers trekken zich niets aan van gemeentegrenzen, dat zijn maar administratieve verzinsels. Wees je ervan bewust dat, als je antwoord moet geven op vragen vanuit de samenleving, het onontkoombaar is dat in misschien wel de helft van de gevallen er altijd een bovenlokale dimensie is. Dus zorg ervoor dat je goed samenwerkt. De landsgrenzen zijn tot op zekere hoogte ook maar fictie, want vluchtelingen en klimaat trekken zich er niks van aan.’

Van Zanen is van de ‘afdeling samenwerken’, zegt hij zelf. ‘Samenwerken moet je sowieso in het openbaar bestuur, dat verwachten burgers, ondernemers, mensen in het onderwijs of de cultuur van ons. Al die partijpolitieke vaandeldragerij – dat is allemaal prima rond de verkiezingen, maar uiteindelijk gaat het om de praktijk: de problemen niet alleen benoemen, maar ook bijdragen aan de oplossingen. We moeten als vereniging van de gemeenten altijd in de samenwerkingsstand staan en geen blokkade opwerpen.’

Dat samenwerken zal goed van pas komen, als we kijken naar de thema’s die de VNG voor de komende periode noemt in haar Uitnodiging aan het nieuwe kabinet.
‘Zeker. Neem het eerste thema, de vernieuwing van de lokale democratie. We werken als gemeenten hard aan nieuwe vormen om mensen te betrekken bij het lokaal bestuur, denk daarbij aan het initiatief Code Oranje. Het moet echt anders, want veel mensen voelen zich nu niet gehoord of vertegenwoordigd.

‘Je kunt van democratie van alles vinden, er is ook kritiek op mogelijk, maar de lokale democratie werkt relatief het best en dat moeten we koesteren. We kunnen leren van de lokale partijen. Zelf kom ik uit Edam-Volendam, daar waren altijd al lokale partijen. In Utrecht heb ik de opkomst van Leefbaar Utrecht meegemaakt, een volstrekt nieuw fenomeen. In Amstelveen werkte ik met weer een ander soort lokale partij. Door de oogharen heen kijkend, zeg ik: die lokale partijen zijn toch in staat om op een andere manier, niet per se een betere, een stem te geven aan wat er leeft bij de bevolking. Daar kunnen we als VNG veel van leren.’

'De VNG kan een stootje hebben’

Jan van Zanen kijkt met ‘enige vreugde’ terug op zijn eerste volle jaar als VNG-voorzitter. Het was wennen, het is een hele klus naast het burgemeesterschap van Utrecht, maar hij geniet er nog elk moment van.

‘Ik word blij als 80 procent van de gemeenten meedoet aan een ledenraadpleging, ik word blij als er twee en een half duizend mensen uit het hele land naar een congres komen om van elkaar te leren en elkaar te inspireren, ik word blij als we een buitengewone algemene ledenvergadering hebben en zich dan weer vijfhonderd bestuurders een dag of een dagdeel vrijmaken om ten behoeve van het geheel, van de club, mee te doen. Daar doe ik het voor, samen met alle raadsleden, bestuurders, secretarissen en griffiers die zich ervoor inzetten en de VNG-medewerkers die zich een slag in de rondte werken.’

Waar het kan, probeert hij het land in te trekken. Of hij nu naar Deventer gaat, of Groningen, overal ziet hij volle zalen waar het enthousiasme ‘vanaf spat’. ‘Vaak is dat ’s avonds, na een dag werken. Dan kom ik daar en dan krijg ik weer zo veel energie dat ik denk: wat is dit toch een fijne club.’

Tot zijn verbazing kwam hij erachter dat er ook een vereniging van kustgemeenten bestaat. ‘Had ik nooit van gehoord. Die had op zondagochtend, half negen, een bijeenkomst in Noordwijk. Ook daar, op dat tijdstip: volle bak, allemaal lokale bestuurders uit Nederland en daarbuiten. Schitterend. Het geeft aan wat er allemaal leeft bij gemeenten. Daar kun je als VNG zien wat we voor elkaar en met elkaar betekenen en wat we allemaal doen voor onze inwoners – want daar gaat het uiteindelijk om.’

Grote spankracht

Dit soort ervaringen maakt het werk dankbaar, zegt Van Zanen. ‘En dan kun je ook een stootje hebben. Niet alles gaat vanzelf, maar de spankracht van de VNG is groot. Er zitten natuurlijk nogal wat verschillen tussen gemeenten. Iedere gemeente is mij even lief, maar in de belangenbehartiging moet je soms kiezen en dan helpt het dat er zoiets als een clubgevoel bestaat. Dat zowel Amsterdam als Bunnik, Leeuwarden en Maastricht zich realiseren: we hoeven het niet overal over eens te zijn, maar uiteindelijk zijn we solidair naar elkaar en naar de vereniging. Want het is in het hoogste belang voor de lokale democratie dat er een instelling is die voor de gemeenschappelijke belangen opkomt.’

Tussen gemeenten is meer dat hen bindt dan scheidt, heeft de voorzitter ervaren. ‘We moeten proberen weg te blijven van de belangentegenstellingen tussen klein en groot, stad en platteland. Dat lukt steeds beter. De kunst is om aan de ene kant als VNG een smoel te hebben, een serieuze partner te zijn voor provincie, waterschap en Rijk, en je er aan de andere kant rekenschap van te geven dat die 388 gemeenten verschillend in hun vel zitten.’

De kritiek is vaak dat lokale partijen minder invloed hebben omdat ze geen partijgenoten in provincie of Tweede Kamer hebben.
‘Het helpt inderdaad als je partijgenootschappelijke contacten hebt, of trainingsfaciliteiten bij een landelijke partij. Maar je kunt als lokale vertegenwoordiger ook enorm veel last hebben van jouw partij in de Kamer. Ik constateer ook dat er veel bestuurders van lokale partijen zijn die zeer effectief opereren, vanuit de inhoud. Een wethouder of een gedeputeerde die iemand niet te woord staat omdat hij of zij van een lokale partij is, die heeft het niet goed begrepen. Dat moet hij vooral doen, dan weet hij zeker dat die lokale partij de volgende keer nog meer stemmen haalt.

‘Dat betekent ook, en dat is voor mij een principieel punt, dat we moeten aankaarten dat lokale partijen net als landelijke partijen ook op de een of andere manier worden gesubsidieerd om hun vertegenwoordigers te kunnen trainen.’

Het tweede thema in de Uitnodiging is de aanpassing aan de klimaatverandering en het omschakelen van fossiele naar duurzame energie. Dat zou weleens het allerbelangrijkste thema van de komende jaren kunnen zijn.
‘Zeker, het is een enorme uitdaging. Welk kabinet er ook komt, dit is hét issue waar we elkaar op nodig hebben. Daar moeten we links en rechts, hoog en laag de krachten voor bundelen. De gevolgen van de klimaatverandering zijn echt zichtbaar in gemeenten, denk aan de wateroverlast.

‘De energietransitie is een van de belangrijkste maatschappelijke opgaven waar we voor staan. De urgentie is hoog. Daar moet een gezamenlijke investeringsagenda voor komen. Wij, de waterschappen en de provincies zijn bereid om onze middelen daarvoor bij elkaar te stapelen. We zeggen nu tegen het Rijk: trek daarin samen met ons op.’

De partij die nu het hoogst in de peilingen staat, is klimaatsceptisch, en moet bovendien niets hebben van Brussel. Maar klimaatveranderingen houden niet op bij de grens. Een internationale aanpak is nodig. Stel, de PVV gaat regeren. Hoe gaat de VNG daarmee om?
‘Ik hoor het je zeggen, maar we doen zaken met elke door de Nederlandse kiezer gekozen partij die vervolgens in een coalitie terechtkomt. Natuurlijk heb ik een voorkeur, zoals iedereen, maar ik ben van de VNG en ik kom op voor de belangen van mijn gemeenten bij het kabinet dat zich straks aandient.’

Het derde en vierde thema zijn het sociaal domein en de financiële ruimte voor gemeenten.
‘Over het sociaal domein zeggen we: geef ons nou een beetje de ruimte voor vernieuwing, laat ons ons werk doen en ga niet bij elk incident de regeltjes bijstellen. Wij vragen om steun van het Rijk om de transformatie met kracht door te voeren met als doel: iedereen moet mee kunnen doen.

‘Over de centen wil ik een paar dingen opmerken. Het eerste is de stabiliteit. Vorig jaar was er de brandbrief van 61 wethouders, te beginnen die van Gouda, die het vraagstuk goed op de agenda hebben gezet. We vragen niet eens om méér geld, maar we willen toe naar een situatie waarin enige stabiliteit ontstaat. Dat we niet de voorjaarsnota een paar maanden later moeten aanpassen omdat dan de septembercirculaire op de mat valt. Dat is niet handig voor het Rijk en zeker niet voor de wethouders die met die onzekerheden moeten werken.

‘Het tweede wat ik hierover wil zeggen: ik hoop echt dat er de komende kabinetsperiode ruimte ontstaat voor een verschuiving van de belastingen van centraal naar lokaal niveau. Niet omdat wij meer geld willen, maar omdat het vanuit een democratisch beginsel wenselijk is dat burgers meer te zeggen hebben over zaken waaraan het geld wordt besteed.’