VNG Magazine nummer 15, 11 oktober 2019

Auteur: Leo Mudde | Beeld: Marco Vellinga

De korpschef van de nationale politie, Erik Akerboom, luidde vorige week in de Volkskrant de alarmklok: het politieapparaat kraakt in al z’n voegen. Ahmed Marcouch, oud-politieman, valt hem bij. Als burgemeester van Arnhem ziet hij hoe de georganiseerde criminaliteit oprukt. Ook hij pleit voor meer capaciteit om een vuist te kunnen maken.

De georganiseerde misdaad houdt zich niet aan landsgrenzen. Niet voor niets vloog de Rotterdamse burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam vorige week naar Colombia voor overleg met de autoriteiten daar, omdat veel drugs via de Rotterdamse haven hun weg vinden naar Europa. Het zijn wereldwijde netwerken, waar gemeenten echter direct mee te maken krijgen. Drugslaboratoria in verlaten fabrieken, hennepplantages op zolders van woningen, kapperszaken waar drugsgeld wordt witgewassen, liquidaties. Alles, zegt burgemeester Ahmed Marcouch van Arnhem, komt hier op straat samen. ‘Uiteindelijk vindt alles plaats in die ene portiek, of in die ene buurt.’

Marcouch reageerde recent in De Telegraaf op het rapport De achterkant van Amsterdam van Pieter Tops en Jan Tromp, over de ondermijnende drugscriminaliteit. In het interview zei Marcouch dat er een generatie opgroeit die zich onaantastbaar waant. Dat moet veranderen, vindt hij. De criminaliteit is duidelijk zichtbaar, maar in de zogenaamde ‘zwijgwijken’ wordt niet met de politie gesproken. Omdat ze niet durven, of omdat ze een eigen belang hebben waardoor ze niet aan de bel trekken. En eigenlijk begrijpt hij dat ook nog. Want als de overheid een eerste en een tweede keer niet thuis geeft, waarom zou je dan een derde keer nog je mond opendoen? ‘Iedereen in de buurt ziet het, iedereen weet het, maar iedereen zwijgt omdat men denkt: de politie weet het ook, maar doet niets, waarom zou ik dan iets doen? Als een drugsdealer bij wijze van spreken nog jaren kan doorgaan, ontstaat een soort normvervaging en dan ben je bijna een gekke henkie als je niet aan dat zwijgen meedoet.’

Hebben ze een punt, doet de politie te weinig?
‘Je moet wel de capaciteit hebben om te kunnen optreden. Laten we er met z’n allen nou eens voor zorgen dat we, als overheid, daadwerkelijk in staat zijn de overgrote meerderheid van goedwillende mensen de bescherming te bieden die nodig is. Om de criminelen op te sporen die zich vermengen in de bovenwereld, heb je mensen en capaciteit nodig. Investeer in de recherche, maar ook in het plukken van het laaghangend fruit, dat hoeven geen jarenlange onderzoeken te zijn. We moeten een reactie hebben op de criminelen in de wijken en buurten, in plaats van dat we machteloos toekijken omdat we veel te weinig politie hebben.’

Kwetsbaar

Hoe is de situatie in uw eigen stad?
‘Ik heb in Arnhem meer capaciteit nodig om een vuist te kunnen maken. Het huidige team kan net de noodhulp bieden en de basismeldingen afdoen. We komen niet toe aan een aanpak van de georganiseerde criminaliteit. Dat maakt ons kwetsbaar. Als we in de stad een evenement hebben waarvoor we twintig politiemensen inzetten, dan kunnen die uren die week niet voor misdaadbestrijding worden ingezet. Met de politie is het net als met de zorg: we hebben gewoon handen aan het bed nodig. Die mensen moet je opleiden, die heb je niet van de ene dag op de andere.
‘Ik ben op de lts opgeleid tot timmerman. Mijn praktijkdocent zei altijd: je kan wel mooie dingen maken in de klas, maar weet dat als je straks aan het werk gaat je de eerste jaren de bezem moet hanteren. Dan duurt het nog een jaar of tien, twaalf voor je een goede timmerman bent. Dat geldt ook voor de politie, misschien geen tien jaar maar het kost tijd.’

U zegt ook: investeer in de recherche.
‘Sinds de commissie-Van Traa, 23 jaar geleden, is veel van de recherche ontmanteld. Onze slagkracht in de opsporing is sindsdien verzwakt. Dat heeft geresulteerd in een vacuüm waarin criminelen konden floreren. Nederland is nooit een opsporingsland geweest, ons oplospercentage is niet hoog, vergeleken met andere landen.’

Dat weten de criminele organisaties ook.
‘Uiteraard, zij calculeren heel goed de risico’s. De pakkans is hier gering. Dat weten ze, het risico dat ze misschien twee jaar moeten zitten, nemen ze op de koop toe. Daarom is het zo belangrijk dat we het criminele vermogen afpakken, de dure auto’s en dure kleding. Dat is de meest effectieve straf voor drugshandelaren en de georganiseerde misdaad. Ze lopen er ook mee te koop, ze staan tijdens hun vakanties gewoon op Facebook te pronken. Als je in het Middellandse Zeegebied bent, zie je het voor je neus gebeuren. En ze zijn een slecht voorbeeld voor anderen. Je ziet hier ook jongens van negentien rijden met een auto van bijna twee ton onder hun kont. Hoe komt zo’n gast daaraan? En hoe zit het met al die huizen die hij in Marokko bezit? Jongeren worden verleid daaraan mee te doen. Als je zegt dat ze bij Albert Heijn kunnen gaan werken, reageren ze: je bent gek, ik ga niet voor een paar euro per uur vakkenvullen als ik met een aantal koeriersdienstjes zomaar een paar duizend euro kan binnenhalen. Er zit geen moraal achter, maar wel logica.’

Nederland is nooit een opsporingsland geweest

Diversiteit

Tien jaar lang werkte u bij de Amsterdamse politie. Was het, toen u in 1993 daar begon, anders dan nu?
‘Ik merkte vanaf de eerste dag dat er iets structureel fout ging. Mensen hadden niks met de politie, ik kaartte toen al aan dat we moesten investeren in onze toegankelijkheid en herkenbaarheid. Daarom is diversiteit zo belangrijk. Dat is meer dan culturele of etnische diversiteit. Die staan óók hoog op het lijstje, en niet voor de beeldvorming van de politie, maar omdat het noodzakelijk is voor het bestrijden van georganiseerde criminaliteit. Als je in de mocromaffia wilt infiltreren, moet je de juiste mensen hebben. Maar diversiteit gaat ook over kennis, culturele sensitiviteit, herkenbaarheid. Of specifieke expertise. Wil je mensen financieel aanpakken, dan moet je financiële kennis hebben. Die mensen moet je gewoon aantrekken. Dat geldt ook voor ICT’ers. Korpschef Erik Akerboom voelt dat in z’n tenen, maar hij zit op een achterstand die hij niet snel even kan inlopen.’

In De Telegraaf plaatste u kritische kanttekeningen bij het empathisch vermogen van de agent aan de balie van het bureau of de wijkagent. Zij zouden niet altijd kunnen inschatten hoe waardevol de informatie is die ze krijgen. Dat verbaasde mij, er wordt altijd zo hoog opgegeven van het Nederlandse model met de wijkagenten.
‘Wijkagenten zijn een mooie uitvinding en heel belangrijk, zij zitten voor ons in de haarvaten van de samenleving en zijn veel meer verbonden met de community’s waarin ze werken dan de politie in menig ander land. Die bondgenootschappen met onze bewoners bieden kansen.
‘Maar politiemensen zijn ook mensen. Als zij merken dat er niks gebeurt met de informatie die zij ophalen, dan houdt het ook voor hen een keer op. De wijkagent moet ervan op aan kunnen dat er een actie volgt wanneer hij iets aanhangig heeft gemaakt. Dan kom ik toch weer op die capaciteit: we moeten afwegen of we ergens tegen optreden of niet. Gisteren is de politie hier een woning binnengetreden, dat was naar aanleiding van meldingen. Dan zien mensen dat we er iets mee doen, maar dat lukt niet altijd. Aan deze inval gingen observaties vooraf, vervolgens hadden we een man of tien nodig om al die verslaafden te onderscheppen die daar kwamen. Je houdt ze aan voor het bezit van drugs, verhoort ze en pas dan heb je genoeg informatie om die woning binnen te vallen en de dealer aan te houden. Dat is laaghangend fruit, maar het kost gewoon capaciteit.’

De georganiseerde misdaad draait vrijwel altijd om drugs. Door die te legaliseren, wordt een deel van het probleem opgelost, wordt wel gezegd.
‘Dat is niet zo. De kern van het probleem is dat de gebruikers niet de verantwoordelijkheid voelen voor het product. Iedereen die staat te feesten en denkt daar een pilletje bij nodig te hebben, moet zich realiseren dat het niet zo onschuldig is. Ze zijn zich er wel van bewust dat het niet gezond is, maar beseffen ze eigenlijk wel dat ze iets slikken of snuiven waarvoor moorden worden gepleegd, waar bloed aan zit? Dat ze door het gebruik keiharde, nietsontziende criminelen financieren? Het is als de heler die de dief in stand houdt: als een dief niet meer kan verdienen aan de spullen die hij jat, wordt diefstal minder aantrekkelijk.’

Het is nog altijd voorpaginanieuws wanneer we als overheid samenwerken

Burgemeesters roeren zich steeds nadrukkelijker in de discussie over de aanpak van drugscriminaliteit. Maar hoort dat wel in hun takenpakket?
‘De gemeente gaat over alles wat er in de gemeente gebeurt. Het is belangrijk dat we in gesprek zijn met onze partners: politie, justitie, belastingdienst, douane. We hebben de laatste jaren de RIEC’s opgetuigd, de Regionale Informatie en Expertise Centra, om de georganiseerde criminaliteit aan te pakken. Het is echter nog altijd voorpaginanieuws wanneer we als overheid samenwerken. Dat zou vanzelfsprekend moeten zijn, dat kan echt veel beter.
‘Wanneer een crimineel hier in Arnhem geld aan het witwassen is, dan moet ik de informatie kunnen delen met een burgemeester in een andere gemeente. Maar een Bibob-rapport mag ik niet delen, vanwege de privacyregels. Dat begrijpen mensen niet. Uiteindelijk lukt het wel om als overheid alle informatie te delen, maar het gaat heel moeizaam. Dat moet gewoon veel effectiever, veel beter kunnen. Het is ook belangrijk om als één overheid op te treden. De overheid heeft gewoon de verantwoordelijkheid om als zij een vergunning afgeeft, op de naleving hiervan toe te zien en te handhaven als dat nodig is. Is de burgemeester dan een sheriff? We willen er gewoon voor zorgen dat de bovenwereld niet wordt geïnfecteerd. Als een woning is bedoeld om in te wonen en er bevindt zich een drugslab, dan moet je daar toch tegen optreden?’

Over sheriff gesproken, toen u stadsdeelvoorzitter was, had u een bijnaam: de Sheriff van Slotervaart. Heeft u daar last van gehad?
‘Nee, helemaal niet. Die bijnaam is verzonnen door Der Spiegel, die liep een aantal weken mee in Slotervaart en was onder de indruk van onze normstelling en aanpak. Het was heel eenvoudig: politie en bestuur traden gezamenlijk op, elk vanuit een eigen verantwoordelijkheid maar met hetzelfde doel: een veilige stad. De overheid moet altijd de norm stellen, ook ten aanzien van criminaliteit. Zonder de illusie te hebben dat de samenleving maakbaar is, maar om het zo op z’n beloop te laten zoals de afgelopen twintig jaar, dat kan niet meer. We zien wat er gebeurt: de roekeloosheid, de zichtbaarheid van de criminaliteit: zij wanen zich de baas in de stad, zij wanen zich onaantastbaar.
‘Nee, ik heb geen last van die bijnaam, maar zie wel dat het soms een karikatuur wordt. Alsof je als burgemeester de keuze hebt om je bevoegdheden wel of niet te gebruiken. Die keuze is er niet, je móét ze gebruiken. Wil je dat niet, dan moet je geen burgemeester worden.’