November 2018

Auteur: Guido Rijnja

Otwin van Dijk werd in de zomer van 2016 burgemeester van de gemeente Oude-IJsselstreek. In 1998 trad hij toe tot de gemeenteraad van Duiven en van 2005 tot 2012 was hij wethouder van de gemeente Doetinchem. Van september 2012 tot zijn benoeming als burgemeester maakte hij deel uit  van de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid.

‘Voordat ik op mijn achttiende het ongeluk kreeg, waardoor ik nu in een rolstoel zit, was ik echt een zondagskind. Ik kon goed leren, lag goed bij de meisjes, was goed op sportief gebied of als het ging om muziek… Alles zat altijd mee. Ik wist heel goed dat er mensen waren die het minder hadden. Een meisje in de klas zat in een rolstoel en een andere leerling op de middelbare school overleed nadat ze door een auto was geschept. Ik wist best wat voor vreselijks er zoal kan plaatsvinden, en ook kwam het heel dichtbij, maar bij mij zat eigenlijk altijd alles mee. Tot ik op mijn achttiende met mijn toenmalige vriendinnetje op vakantie ging, het water in liep nadat ik ons tentje had opgezet en een wervel in mijn nek brak. Van het ene op het andere moment had ik een dwarslaesie. In een splitsecond kun je gewoon bijna niks meer.

Waarom?

‘In het revalidatiecentrum in Nijmegen moest ik eigenlijk alles weer leren wat tot het ongeluk  vanzelfsprekend was. De dag dat het weer lukte tandpasta op mijn tandenborstel te doen zonder dat die hele badkamer onder zat: een overwinninkje! Dingen die tot dat moment vanzelfsprekend leken, bleken dat ineens niet meer te zijn. Die eerste drie, vier maanden in dat revalidatiecentrum leefde ik wat je noemt in een ontkenningsfase. Dan kwam de revalidatiearts vertellen dat ik niet meer kon lopen en zei ik: “U moet denk ik enkele deuren verder zijn.” Vooral geen nood, vooral geen stress… Ik was toch dat zondagskind, waar niks mee mis kon gaan? Toen zag ik ook jongens van mijn leeftijd die het soms heel moeilijk hadden. Ik zag leeftijdgenoten sterven en ik besefte dat dit weleens minder tijdelijk zou kunnen zijn. Toen heb ik 24 uur tranen met tuiten gehuild: het is niet eerlijk, waarom overkomt mij dit?! Je kunt in zo’n situatie bij de pakken neer gaan zitten, maar daar kom je geen steek verder mee. Als we het hebben over drijfveren, was dit een hele duidelijke. De eerste van drie in een onstuimige periode. Je zult zelf je best moeten doen. Je maakt allemaal in je leven dingen mee die je misschien liever niet had meegemaakt - relaties met mensen waar je veel van houdt gaan stuk, de baan die je graag wilde, staat op de tocht - maar het heeft geen zin de schuld daarvan bij een ander te leggen, ook niet bij jezelf: probeer van die situatie te maken wat er van te maken valt.’

‘Dat besef was er redelijk snel, moet ik eerlijk zeggen. Later vond ik er woorden voor, toen ik Mandela’s boek las, ‘De lange weg naar de vrijheid’. Met die prachtige zin: “It  always seems impossible until it’s done.” Het lijkt altijd onmogelijk, totdat je het geprobeerd hebt. Ga ervoor, ga niet bij de pakken neerzitten, probeer er ook het beste uit te halen. In mijn geval: zelf aan de slag gaan en dan constateren dat je jezelf weer kunt aankleden, bijvoorbeeld. Natuurlijk bleef het niet bij die basale praktische dingen. Er kwamen enkele flinke momenten van twijfel: kan ik straks wel studeren, kom ik überhaupt nog aan het werk? Het beeld van de baron van Münchhausen dringt zich op: jezelf uit het water optrekken. Mandela kwam eigenlijk pas later, veel later, zal ik maar zeggen.’

Systeemwereld

‘Maar er gebeurde iets anders in die jaren dat heel belangrijk was voor mijn verdere ontwikkeling: ik kwam in aanraking met wat we onze systeemwereld noemen. Ik had daar nooit zo bij stil gestaan, zoals heel veel mensen daar een oppervlakkige opvatting over hebben. Drop in Nederland op een willekeurige verjaardag een begrip als zorgverzekeraar, woningcorporatie en sociale dienst. Negen van de tien keer zeggen mensen: “O, zorgverzekeraars, dat zijn die lui die op de miljarden zitten. En sociale diensten, die vallen je lastig met formulieren in plaats van dat ze je aan werk helpen. Woningcorporaties? Ja, mijn dak lekt, maar ze kopen wel een boot”, hoor je dan zeggen. Ik doe daarmee heel veel organisaties te kort, maar ik denk dat veel instellingen in de publieke sector niet  meer worden gezien als de bondgenoot van mensen. Terwijl ze wel ooit werden opgericht om mensen die het moeilijk hebben of pech hebben, verder te helpen. Ik vind het heel gevaarlijk, dat mensen de publieke sector niet meer zien als bondgenoten maar als vijand. Als je niet oppast, zien we de betekenis van solidariteit niet meer: de basis onder het stelsel. Maar denk ze eens weg! Mettertijd ben ik het zoveel beter gaan snappen, hoe er een kloof is ontstaan tussen de systeemwereld met al zijn goede bedoelingen, en de leefwereld van mensen zoals deze jongen die niet meer kan lopen en een rolstoel nodig heeft.’

‘Ik had recht op een rolstoel, maar gelet op mijn aandoening, viel ik in een categorie waardoor ik recht had op een elektrische rolstoel van veertigduizend gulden en een duwrolstoel met vier van die kleine wieltjes van vijfduizend gulden. Bij elkaar opgeteld vijfenveertigduizend gulden. Ik was enigszins ijdel en koos zelf een sportrolstoel uit, die zesduizend gulden kostte. Vijfenveertigduizend gulden aan de ene kant of zesduizend gulden aan de andere, dat moet toch een eenvoudige opgave zijn voor de toenmalige organisatie, het GAK? No way, ik heb echt maandenlang, volgens mij meer dan een half jaar inclusief bezwaarschriften, moeten praten als Brugman om iets te krijgen wat beter bij mij past en ook nog een stuk goedkoper is. Ik dacht, hoe kan dit nou, waarom sluit de logica van de systeemwereld niet aan bij de logica van de leefwereld?’

In de pen

‘Een vergelijkbare ervaring deed zich voor toen ik ging studeren. Ik stelde voor mijn OV-jaarkaart in te leveren en voor dat bedrag een auto kopen, zodat ik bij de universiteit kon komen; die was met het OV niet goed bereikbaar. Dat werd afgewezen met als reden dat voor mensen met een beperking een mbo-niveau toch eigenlijk voldoende was, en later zorgden we toch goed voor hen met een uitkering? Dat kan niet waar zijn, dacht ik, wát een verspilling van talent, mind you: vijftien procent van de mensen heeft een vorm van een beperking. Toen ben ik in de pen geklommen en heeft het kamerlid Mieke Sterk hierover vragen  gesteld. De staatssecretaris van Sociale Zaken, Robin Linschoten, antwoordde met de prachtige zin dat scholing altijd een arbeidsgeschiktheidsbevorderend aspect met zich meebrengt en er voor gehandicapte studenten dientengevolge vergoedingen dienen te bestaan. Die zin ken ik nog uit mijn hoofd. Ik was blij dat ik kon gaan studeren, maar vooral ook dat het beleid werd aangepast. En dat leerde me opnieuw iets belangrijks, namelijk dat je kunt gaan zitten mokken in een hokje en klagen over Den Haag, óf je vindt er iets van en je bemoeit je ermee. Hoe jong en kwetsbaar ik misschien op dat moment was, ik voelde op alle mogelijke manieren wat er mogelijk was als je de juiste mensen weet te vinden, en wat het betekent om met het goede verhaal iets in beweging te krijgen.’

“In die jaren ontdekte ik nog een drijfveer, de derde op rij. Dat is het besef dat er ook dingen zijn die je niet kunt. Dus als er hier een hele zware deur zou zijn, dan moet ik leren vragen aan jou om die deur even voor mij open te houden. We leven eigenlijk in een samenleving waarin we soms heel erg op elkaar mopperen, maar als het er echt op aankomt, dan zijn we doodgoed voor elkaar! Natuurlijk enkele  uitzonderingen hier en daar gelaten, maar er is een hele sterke basale wil om er voor elkaar klaar te staan, er is een brede wil om elkaar ook een beetje helpen en er is een wil om elkaar vragen te stellen. Dat vind ik wel mooi. In dat jaartje van mijn achttiende levensjaar ben ik misschien dertig jaar ouder geworden of wat… nou, dat weet ik niet. Dertig jaar wijzer, misschien, want je leert wel heel veel waarvan álles wat ik doe en laat, denk ik doortrokken is.’

Vragen stellen

‘Die dwarslaesie zou ik willen missen als kiespijn natuurlijk, maar dat geldt beslist niet voor de ervaringen die het me heeft gebracht, de lessen die je leert over de samenleving en hoe ons systeem soms werkt. Die drijfveren waren misschien al ergens sluimerend aanwezig, maar ik heb ze leren zien en ontwikkelen, dat vind ik echt heel waardevol. Het heeft me gemaakt tot de mens die ik ben. Dan gun je iedereen eigenlijk zo’n moment van: doe wat met de ervaringen die je opdoet en laat je vooral niet in een hoekje zetten.’

‘Wat me grenzeloos interesseert is de betekenis van vragen stellen. Ik was wethouder Zorg in Doetinchem toen de eerste Wmo werd geïntroduceerd. Dat was in 2007 en het leek vooral over techniek te gaan. Hoe richten we de zorgkantoren in, dat soort dingen. Toen vroeg ik de zogeheten klantmanagers: “Als we bij mensen thuis op bezoek gaan, waarom stellen wij dan niet als laatste vraag ‘meneer, mevrouw, is er iets waar u uitzonderlijk goed in bent?’” Niet in een voorwaardelijk zin, dus als je niks terug doet, krijg je geen scootmobiel of geen huishoudelijke hulp, maar gewoon: probeer mensen te zien als mens. En het leuke was, dat in dat experimentje maar een handjevol mensen zei: “Dat gaat jou geen donder aan, ik heb gewoon recht op die scootmobiel.” De meeste mensen vonden het eigenlijk wel een leuke vraag. Dan bleek iemand hartstikke goed in het inspreken van boeken bij de blindenbibliotheek of een prima hulp bij het invullen van belastingformulieren. Ik kwam er niet zelf op overigens, maar ik ontmoette als wethouder een belastinginspecteur die Multiple Sclerose had. Die zei: “Ik kom niet klagen, ik vind het heel fijn dat ik een scootmobiel heb gekregen, maar kan ik iets betekenen voor jullie of wie dan ook?” Dit lijken misschien piepkleine voorbeeldjes, maar ik geloof heel erg dat mensen betekenisvol willen zijn, er toe willen doen.”

‘Verhalen zijn er niet zomaar, ze helpen om iets te begrijpen. Er is een probleem, er is sprake van een moraliteit, dus van onrechtvaardigheid of ongelijkheid, en er is altijd een call to action, een perspectief. Verhalen helpen tegen doemdenken, waar we met z’n allen immers geen donder verder meekomen. Dus is er een probleem of een onrechtvaardigheid, dan denk ik altijd eerst: wij gaan dat oplossen, hoe kan ik helpen een perspectief te schetsen? In zekere zin is politiek ook een manier om moraliteit over te brengen. Politiek is ordening van de samenleving en daarover vertellen we verhalen. Hoe vind je dat mensen zich ten opzichte van elkaar moeten verhouden? Helaas zijn veel mensen gaan denken in termen van een maatregelenfabriekje, wat door de veelheid van regels die wordt afgekondigd in de hand wordt gewerkt. Mensen vertellen elkaar verhalen om te ordenen, en wat is dan jouw verhaal? Hoe dan ook, op het moment dat het verhaal uit de politiek gaat, krijgen we een groot probleem. Dan gaat de systeemwereld zijn eigen gang in een soort perfectioneringsdrang.’

Moreel kompas

‘Ik ben geen bestuurskundeboekenlezer. Ik moet eerlijk bekennen dat ik best veel intuïtief doe. Ik ben ervan overtuigd, dat heb ik dan wel ergens gelezen, dat je heel veel keuzes eerst met je gevoel maakt en later daar rationele argumenten bij zoekt om het nog een beetje te onderbouwen. Dus misschien fungeert intuïtie ook wel als een moreel kompas, waarmee je je eigen drijfveren herkent of herinnert. Tijdens overleggen met mijn medewerkers zeg ik wel eens: “Confronteer me alsjeblieft met de andere kant van het verhaal, geef me alsjeblieft gelijk feedback.” Dat is best lastig, dat realiseer ik me ook wel. Vaak wordt er tegen burgemeesters of bestuurders of minister of Kamerleden  opgekeken, en soms is dat heerlijk. Dat zijn allemaal ijdeltuiten denk ik, elke politicus is een ijdeltuit, want je vindt het leuk om ergens vooraan te staan en aandacht te hebben. Je hebt een podium nodig om je verhaal, je missie of je drijfveer te vertellen. Maar je moet er daarom voor zorgen dat je in je nabijheid tegenspraak organiseert. Ik heb een echtgenote, die zich gelukkig weinig met politiek bemoeit. Als ik af en toe nét iets te euforisch ben of heel teleurgesteld, zet ze me even met beide beentjes op de grond. Zo heb ik ook allemaal mensen om me heen, vakmensen, die het gesprek met me aan durven gaan en niet met me meepraten omdat ik dat nou eenmaal graag wil. Die wel loyaal moeten uitvoeren als er een besluit is gevallen. Kijk, als ik vraag om advies of als je je kwetsbaar durft op te stellen, dan moeten die helpers in dat verhaal dat we op dat moment samen vertellen, ook hun rol pakken.’

‘Ik vind het heel belangrijk dat mensen weten waarom we dingen doen. Ik geloof niet dat er alleen een overheid is om de wil van de meerderheid uit te voeren. Ik geloof er juist sterk in dat de politiek af en toe ook moet durven te confronteren, zeg maar. Ik weet nog dat ik wethouder Zorg in Doetinchem was. Aan de rand van een dorp werd een beschermde woonvoorziening gepland voor vijftien ex-dak- en thuislozen mensen. Heel het dorp kwam in opstand. Toen ben ik voor de verzamelde mensen gaan staan, zevenhonderd mannen en vrouwen, en ik wist: met alle respect, ik beweeg niet mee. Ik zei: “Ik vind het mijn verantwoordelijkheid als wethouder, maar ook ónze verantwoordelijkheid als samenleving, om mensen die kwetsbaar zijn uit de goot te halen. Dus laten we ruimte maken, niet omdat de wet dat wil, maar omdat mensen ménsen nodig hebben.” We hebben toen gesprekken gevoerd en de woonvorm kwam er.’

‘Wat ik altijd wel geprobeerd heb in mijn bestuurlijke periode – als wethouder, als Kamerlid, als burgemeester - is niet alleen te sturen, maar mijn mensen mee te nemen. Natuurlijk ben ik zoals dat heet de baas van de gemeente, maar ik probeer altijd een teamgevoel te creëren, dat besef te delen dat het resultaat waar we voor gaan niet alleen afhangt van de mooie praatjes die ik houd. Het komt aan op de mensen in de uitvoering: die hebben het eerste contact. Ik zie het als mijn rol een beweging op gang te brengen in een organisatie. Dat doe je niet alleen door af te kondigen ‘zo gaan we dit doen’, maar door gesprekken te voeren met je klantmanagers, met je beleidsmensen en door verhalen te delen. Als enorme fan van storytelling verzamel ik kleine verhaaltjes en grote verhalen, of het nou je eigen verhaal is of dat van de voormalige belastinginspecteur met de scootmobiel. Ik denk dat mijn verhaal over mijn rolstoel meer zegt dan wanneer ik plechtig verklaar dat maatwerk een van de leidende principes is binnen de maatschappelijke ondersteuning. We moeten veel meer kijken naar de behoefte van mensen zelf en doorvragen: wat is de vraag achter de vraag?’

Door dezelfde deur

‘Soms denk ik wel eens: waarom ga ik nou minstens een keer per week een dag naar buiten, waar haal ik dat vandaan? Steeds meer denk ik dat ik geconfronteerd wil worden. Ik realiseer me dat die systeemwereld ook hele goede intenties heeft en een eigen logica heeft ontwikkeld. Je moet als bestuurder vooral oppassen dat je niet wordt meegezogen in wat je de hele dag om je heen voelt, en waar je in zekere zin deel van uitmaakt. Volgens mij kun je alleen betekenisvol zijn als bestuurder als je ten minste wat wilt doen aan die kloof die je constateert door ook als burgemeester een volksvertegenwoordiger te zijn. Steeds weer uitnodigen en uitdagen om tot onconventionele oplossingen te komen. De enige garantie op wat langduriger succes is als je hier allebei door de voordeur naar buiten gaat. Niet de één door de achterdeur met de staart tussen de benen, maar allebei, met een goed gevoel, door dezelfde deur omdat je samen iets gewonnen hebt”.

‘Toen ik hier kwam trof ik een gemeente aan die enigszins in verwarring was. De vorige burgemeester is weggestuurd en ook de secretaris en de griffier waren vertrokken.  Er was een reorganisatie geweest, die halverwege was stopgezet. Men had sinds 2014 twee keer een bestuurscrisis meegemaakt en rapporten spraken van een verziekte bestuurscultuur. Dat was dus niet echt bepaald een gespreid bedje. Die situatie vroeg om een magistraat die boven de partijen kon staan. Maar ook iemand, die kon helpen de relaties onderling meer, of misschien wel wéér, te verbinden. En dat laatste klinkt eenvoudig maar het dient zich op vele momenten en in vele vormen aan. Dan zitten we in vergadering bijeen met de gemeenteraad en worden er twee amendementen ingediend die veel op elkaar lijken. Eéntje is van de oppositie en één van de coalitie. Dan kun je denken: ik ben van het proces, ik zie wel hoe het loopt. Of je kunt zeggen: “Ik constateer nu als burgemeester dat er twee amendementen zijn die wel heel erg veel op elkaar lijken. Zou het misschien niet verstandig zijn dat we nu even een kwartiertje schorsen en met elkaar in het hok gaan zitten om te kijken of daar nou niet één voorstel uit naar voren kan komen? Volgens mij moet dat lukken, dus eigenlijk wil ik u niet eerder terugzien dan wanneer u daar gewoon een verhaal van heeft gemaakt.”’

Verhalen

‘Kijk, het mooie van wat Mieke Sterk destijds deed, is niet dat zij dat verhaal van die ene jongen aan de andere kant van het land oppikte, maar dat ze het als iets onrechtvaardigs heeft ervaren en de betekenis zag voor een hele groep studenten die niet dezelfde kansen kregen. Als zij dat niet zo op waarde had geschat…  Zo kun je dus heel betekenisvol zijn voor het leven van een iemand, maar eigenlijk ook het leven van een hele groep. Dat vond ik ook het mooie van Joop den Uyl. Politiek gaat om vergezichten, om het grote verhaal van waar we naartoe gaan met het land. Soms is het grote verhaal ook een optelsom van de kleine verhaaltjes. Niet de obligate tekstjes die je veel politici tegenwoordig gebruiken over ‘laatst was ik in een theehuis en daar sprak ik enzovoort’, maar de ervaringen van mensen verbinden met grote verhaal. In die zin sta ik in de traditie van Joop den Uyl. Als ik de naam van Nelson Mandela hoor of lees, zie ik weer de beelden op tv van zijn vrijlating: hoe hij naar buiten loopt, met die vuist omhoog. Ik heb zijn boek ‘De lange weg naar vrijheid’ misschien wel twintig keer gelezen. Het fascinerende verhaal van iemand die ooit begon met radicale ideeën en op een gegeven moment zo mild ging spreken over anderen, ook over voormalige vijanden, zo verzoenend… Haat is iets wat ons wordt aangepraat en aangeleerd. De andere kant van het verhaal is dat je mensen gemeenschapszin en liefde kunt bijbrengen. Ik wil helemaal niet over vergeving spreken, maar als je altijd maar in je rancune om blijft kijken over wat jou, wat een ander of wat een institutie is overkomen, dan kom je echt geen steek verder. Leren omgaan met teleurstelling en vergeven van mensen om je heen, maakt het leven zoveel dragelijker en  aangenamer.’