De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is per 1 januari 2024 vervallen. De omgevingsvergunning is sinds 1 januari 2024 geregeld in de Omgevingswet.
Nieuws
Vraag en antwoord
-
Volledige vraag: Waar staat dat een asbestinventarisatierapport als bedoeld in art. 7.2 Mor moet zijn opgesteld door een daartoe gecertificeerd bedrijf?
Slechts door interpretatie kan men begrijpen dat dit rapport moet zijn opgesteld door een gecertificeerd bedrijf als bedoeld in artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
Toelichting
In artikel 7.2 van de Mor staan de indieningsvereisten voor een omgevingsvergunning voor het slopen. Onder lid f van dit artikel staat: het asbestinventarisatierapport, als er sprake is van een verwachting dat er asbest aanwezig is.
Het begrip asbestinventarisatierapport is hier niet nader aangeduid.
Het begrip asbestinventarisatierapport is omschreven in artikel 1, eerste lid, onder b van het Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb). Daaruit blijkt dat het rapport moet worden opgesteld door een daartoe gecertificeerd asbestonderzoeksbedrijf. Om de wetgeving op dit punt sluitend te maken is het nodig aan artikel 7.2 Mor na `asbestinventarisatierapport’ toe te voegen: als bedoeld in artikel 1 van het Asbestverwijderingsbesluit 2005.
Uitgangspunt was bij de invoering van Wabo, Bor en Mor geen inhoudelijke wijziging aan te brengen ten opzichte van de MBV en het Avb. De gemeente is bevoegd te toetsen of een ontvangen asbestinventarisatierapport is opgesteld door een gecertificeerd asbestonderzoeksbedValt een sloopmelding onder de Wabo?
De sloopmelding opgenomen in artikel 8.2.1 MBV is géén toestemmingstelsel en valt om die reden buiten de Wabo en de omgevingsvergunning. -
Volledige vraag: Aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is strijdig met het bestemmingsplan. Gemeente is geneigd de omgevingsvergunning te verlenen. Vraag is: moeten wij daartoe het bestemmingsplan aanpassen of één van de afwijkingsmogelijkheden uit de Wabo toepassen?
Een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk (art. 2.1, lid 1 onder a Wabo), dat niet past binnen het bestemmingsplan, wordt van rechtswege (op basis van art. 2.10, lid 2 van de Wabo) mede aangemerkt als een aanvraag voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan(art. 2.1, lid 1 onder c).
Deze aanvraag kan alleen geweigerd worden, als niet kan worden afgeweken door middel van één van de juridische figuren in art. 2.12 Wabo (de voormalige binnenplanse / buitenplanse ontheffing, Wabo-projectafwijkingsbesluit).
In het geval gekozen wordt voor afwijking van het bestemmingsplan door middel van het Wabo-projectafwijkingsbesluit ('voormalig projectbesluit' uit 2.12, lid 1, onder a, onder 3 Wabo) is een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de gemeenteraad nodig (art. 2.27 Wabo jo art 6.5 Bor).
Er kan om diverse redenen voor worden gekozen om geen gebruik te maken van een van de bovengenoemde afwijkingsmogelijkheden uit de Wabo, maar om het bestemmingsplan te wijzigen overeenkomstig de aanvraag.
In dat geval dient de aanvraag te worden afgewezen (als deze door de aanvrager niet wordt ingetrokken). De omgevingsvergunning voor het bouwen kan immers niet worden verleend vanwege de strijdigheid met het bestaande bestemmingsplan (terwijl de gemeente niet wenst mee te werken aan het verlenen van de van rechtswege gekoppelde aanvraag omgevingsvergunning voor van het bestemmingsplan afwijkend gebruik).
Aanhouden van de beslissing op de aanvraag kan om dezelfde reden ook niet; art. 3.3 Wabo biedt slechts de mogelijkheid tot aanhouding wanneer er geen strijd is met het vigerende bestemmingsplan.
Na wijziging bestemmingsplan past het beoogde bouwwerk wel in het bestemmingsplan. Wanneer de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dan wordt ingediend, is er geen sprake meer van de eerder genoemde uit de wet voortvloeiende koppeling en zal de aanvraag vaak op basis van de reguliere Wabo-procedure (par. 3.2 Wabo) in behandeling kunnen worden genomen.
-
Volledige vraag: Staat er bezwaar (en/of beroep) open tegen een verlengingsbeslissing ingevolge artikel 3.9 lid 2 van de Wabo?
Op basis van artikel 3.9 lid 2 van de Wabo kan de beslistermijn eenmalig worden verlengd.
In het algemeen wordt in de jurisprudentie het verlengen van beslistermijnen aangemerkt als voorbereidingsbeslissingen in de zin van art. 6:3 Awb.
-
Zie uitspraak ABRS 16 december 2009, LJN BK6720 (verlenging termijn om te beslissen op een aanvraag om het wijzigen van vergunningsvoorschriften), in het bijzonder de overwegingen 2.5 en 2.7).
-
Zie verder ABRvS 4 april 2002, LJN AE6046 (over het opschorten van de termijn waarbinnen wordt beslist op aanvraag verblijfsvergunning asiel: ` Het opschorten van de beslistermijn strekt slechts ter voorbereiding van het op de aanvraag te nemen besluit. Dat appellante, zoals zij stelt, langer in onzekerheid verkeert over het lot van haar aanvraag, brengt niet met zich dat zij door dat uitstel rechtstreeks in haar belang is getroffen in de zin van voormeld artikel 6:3, eerste lid. Mitsdien is geen sprake van een besluit, waartegen afzonderlijk rechtsmiddelen kunnen worden aangewend.’).
-
Zie tot slot: ABRvS 17 juli 2002, LJN AE5380 (verlenging termijn waarbinnen zal worden beslist op aanvraag monumentenvergunning) .
Er zijn geen redenen om aan te nemen dat voor dit artikel uit de Wabo een ander regime geldt.
-