VNG Magazine nummer 8, 20 mei 2022
Tekst: Leo Mudde | Beeld: Shutterstock
Niet langer hangt de extra bezuiniging van 511 miljoen op de jeugdzorg als een donkere wolk boven de gemeenten. Nu is het tijd vooruit te kijken en werk te maken van de grote maatschappelijke uitdagingen, zegt VNG-directeur Leonard Geluk.
‘Wanneer gemeenten in rustiger financieel vaarwater zijn gekomen, kunnen we het meer gaan hebben over de inhoudelijke agenda van Nederland en hoe gemeenten daaraan kunnen bijdragen.’
Volgens Leonard Geluk, algemeen directeur van de VNG, gingen de laatste twee jaar de tijd en energie van gemeenten vooral zitten in corona, heel veel kortetermijnvraagstukken en nu weer Oekraïne. ‘En veel gedoe over geld.’
Tot vorige week hing een extra bezuiniging van een half miljard euro vanaf 2025 boven de gemeenten. Die bezuiniging is niet van tafel, maar het rijk neemt het financieel risico over, liet VWS-staatssecretaris Maarten van Ooijen vorige week weten. Geluk noemt het positief dat het kabinet het probleem dat het zelf heeft veroorzaakt, nu ook zelf oplost. ‘Ik ben heel blij dat het probleem niet nog eens als een extra molensteen om de nek van gemeenten wordt gelegd.’
Een jaar geleden kwam een ‘Commissie van Wijzen’ met een ondubbelzinnige uitspraak in het lang dooretterende geschil tussen de VNG en het rijk over de jeugdzorg: het rijk dient gemeenten te compenseren voor het feitelijke tekort voor de jeugdzorg. Die uitspraak is door beide partijen omarmd. ‘Van kaft tot kaft’, zoals Geluk dat uitdrukt. ‘Volgens die commissie moet de discussie vooral gaan over het stelsel van de jeugdzorg, waaronder de manier van financieren. De invoering van een eigen bijdrage, zoals het kabinet oppert, kan daar een onderdeel van zijn.’
Ik hoop echt dat we nu snel een ander gesprek kunnen voeren
Financiële stabiliteit
Financiële stabiliteit, dat is waar gemeenten nu vooral behoefte aan hebben, zegt Geluk. Als daar sprake van is, kan alle energie uitgaan naar vraagstukken als het klimaat, de tekorten op de arbeidsmarkt, de dubbele vergrijzing, kwetsbare gezinnen. ‘Ik hoop echt dat we nu snel een ander gesprek kunnen voeren. Een gesprek dat over meer gaat dan alleen de zorgwekkende financiële positie van gemeenten. Het kabinet zal toch ook moeten zien dat er genoeg uitdagingen zijn. Het helpt niet dat dingen steeds weer tijdelijk, met incidenteel geld, “even” worden geregeld en dan weer op de lange baan worden geschoven, waardoor gemeenten in onzekerheid zijn of zij de opgaven die op hun bord liggen op basis van de wet ook goed kunnen uitvoeren.’
Geluk doelt daarmee op het inmiddels veelgeciteerde artikel 108 van de Gemeentewet, dat bepaalt dat het rijk de kosten vergoedt die gemeenten moeten maken voor de uitvoering van zogenoemde medebewindstaken.
Geluk is het ‘volledig eens’ met het rijk dat de kosten moeten worden beheerst. Toen hij voorzitter was van de commissie die de transitie van het jeugdstelsel in kaart bracht, voorzag hij al dat de grootste opgave voor de gemeenten niet zozeer de extra bezuiniging van 300 miljoen euro zou worden, maar het aftoppen van de zorgvraag. Zeven jaar later constateert hij dat dat nog onvoldoende gebeurt. ‘Dus als ondanks al onze inspanningen de zorg blijft toenemen als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, dan moet het rijk zorgen dat gemeenten daar adequaat voor worden gefinancierd.’
Ambities
Nu de graat van ruim 500 miljoen uit de gemeentelijke keel is, willen – en moeten – gemeenten aan de slag om de doelen van de hervormingsagenda jeugd te realiseren: goede zorg voor de meest kwetsbare kinderen, en een financieel beheersbaar stelsel.
Geluk: ‘De ambities die we hadden bij de decentralisatie van de jeugdzorg, moeten weer leidend zijn. Iedereen die op basis van de wet recht heeft op zorg, moet die ook krijgen. Daar ligt nu een grote opgave voor het rijk, dat moet helder maken wat als zorg wordt gedefinieerd en wat niet. Als het kabinet zegt dat er minder zorg verleend moet worden, dan moet de definitie van zorg ook anders worden. Hetzelfde geldt voor de toegang tot de zorg. Wie nu via de huisarts wordt doorverwezen, heeft recht op bekostiging door de gemeente. Maar dat gaat wel buiten de gemeente om. Als je daar iets aan wilt doen, zal dat ook vanuit het rijk moeten komen.’
Nieuwe realiteit
De ‘valse start’ van het nieuwe kabinet, zoals de VNG de bezuiniging op de jeugdzorg noemde, heeft nu plaatsgemaakt voor een nieuwe realiteit. Gemeenten moeten ervan doordrongen zijn dat zij nu ook aan de lat staan voor een beter functionerend stelsel van jeugdhulp en jeugdzorg. Het sleutelwoord daarbij is ‘normaliseren’. Nu komen nog te vaak kinderen in aanmerking voor jeugdzorg van wie de situatie ‘normaal gesproken’ niet zo urgent is. Die in situaties zitten die grotendeels misschien wel door het onderwijs, of binnen het gezin kunnen worden opgelost zonder dat een beroep hoeft te worden gedaan op dure, gespecialiseerde zorgprofessionals. Dat ziet Geluk als een uitdaging voor de komende tijd: ‘Hoe gaan we zorgen dat de kinderen die jeugdzorg echt nodig hebben, omdat ze alleen daarmee een normaal leven kunnen hebben, of voor hun eigen bescherming, die zorg krijgen?’ Het is voor hem een ‘erezaak’: ‘Voor die groep moet de jeugdzorg perfect geregeld zijn.’
Dat gezegd hebbende, zegt hij: ‘We denken in Nederland vaak dat er een professional moet worden ingeschakeld bij alles wat afwijkt van de norm – wat vervolgens door de gemeente wordt bekostigd. Maar niet alles wat afwijkt van de norm hoeft tot professionele zorg te leiden. Daarom moeten we het gesprek aangaan over de vraag wat voor samenleving we willen, wat we nu wel of niet normaal vinden. Dat is de agenda waarmee we aan de slag moeten: moeten we niet de keus durven maken dat sommige kinderen niet altijd in een standaardmal passen, maar daar weleens van kunnen afwijken en daarom nog niet per se in de professionele zorg terecht hoeven komen?’
We komen toch een beetje terug van de marktwerking
Wet aanpassen
De vraag is, of gemeenten ook niet de hand in eigen boezem moeten steken. Juist doordat zij de regie kregen over de jeugdhulp en de zorgprofessionals met elkaar in gesprek brachten, is de drempel om zorg te vragen ook een stuk lager geworden. Volgens Geluk is dat slechts een deel van het verhaal. ‘Er is een ontwikkeling die groter is dan de gemeenten, namelijk de maatschappelijke tendens dat we alles wat we als een potentieel risico zien, afwentelen op de overheid. En gemeenten hebben nu eenmaal te maken met een wettelijk kader dat ouders het recht geeft een beroep op hen te doen. Wij kunnen niet tegen ouders zeggen: u verdient genoeg om de zorg zelf te betalen. Nee, als een huisarts doorverwijst naar de jeugdzorg, dan bestaat er gewoon een recht op bekostiging. Daarom zou het rijk de wet moeten aanpassen in de zin dat sommige zorg niet meer voor bekostiging in aanmerking komt. Dat noem ik normaliseren van de zorg.’
De huidige problemen in de jeugdzorg zullen niet alleen door diezelfde jeugdzorg worden opgelost, stelt Geluk. ‘In het stelsel gaat zes miljard euro om. Dat moet minder, maar dat doe je niet door enkel de jeugdzorg beter te laten functioneren. Dat doe je door afspraken te maken met het onderwijs, door de schulden aan te pakken, door aan de slag te gaan met multiprobleemgezinnen. Daar heeft jeugdzorg ook een rol in, maar soms is dat slechts een klein rolletje. Dat is mijn boodschap aan het rijk: dit debat moet niet alleen binnen VWS worden gevoerd, het gaat ook over sociale zaken, het onderwijs en de aanpak van kwetsbare gezinnen.’
Geworteld
Tegelijk heeft hij ook een boodschap voor de gemeenten: ‘Wij moeten zelf ook beter, het is niet alleen een kwestie van de hand ophouden en zeggen dat we voldoende middelen moeten krijgen.’
Zo ziet Geluk het als een opdracht voor de VNG om voor de gemeenten het gesprek te voeren over een andere vorm van de inkoop van zorg. Staatssecretaris Van Ooijen liet al weten de contracten te willen standaardiseren en is bereid dat desnoods via de Jeugdwet te verplichten. Geluk: ‘Standaardcontracten zouden enorm helpen om de administratieve lasten terug te dringen. We komen toch een beetje terug van de marktwerking. Het is beter om met minder partijen zaken te doen en bijvoorbeeld te kiezen voor zorgaanbieders uit de eigen regio, die het gebied kennen, daar geworteld zijn. Kies niet altijd voor de goedkoopste, maar koop in langs de lijn van kwaliteit. Eigenlijk is het een kwestie van het gezond verstand gebruiken.’